Interview met cowboy-psychiater Bram Bakker, die zijn vak verlaat

,

De bekende psychiater Bram Bakker heeft afscheid genomen van zijn beroepsgroep. Ik interviewde hem voor dagblad Trouw over de keuze het vak te verlaten, en over wat hij nu van plan is: hij wil de psychiatrie nu van buitenaf veranderen. Mega-ambitieus, noemt hij dat zelf. ‘Ik heb twintig jaar geprobeerd me te verhouden tot hoe het hoorde, en dat is niet gelukt.’

Psychiater Bram Bakker doet de dingen graag op zijn eigen manier: kritiek leveren op collega’s, met patiënten omgaan. Hij voelde zich lang als een topsporter die doping gebruikte, het ging goed, maar hij wist dat hij de dingen niet deed zoals het ‘hoorde’. Tot hij eind vorig jaar zijn titel als psychiater opgaf, zodat hij kan werken zonder regels. “Wat een bevrijding: ik kan er gewoon mee doorgaan.”

In het najaar van 2021 moest zijn accreditatie worden verlengd, na lang aarzelen besloot hij het moment voorbij te laten gaan. Jarenlang bekritiseerde hij als zelfbenoemd ‘cowboy’ of ‘hofnar’ de ggz en collega-psychiaters. Zelf bleef hij ook niet bepaald onbesproken. Zo kwam hij in opspraak toen hij in 2005 een waarschuwing kreeg van het Medisch Tuchtcollege omdat hij had gezoend met een vriendin van een vrouwelijke patiënt en omdat hij een andere vrouwelijke patiënt in contact had gebracht met een van zijn vrienden. Nu concludeert hij dat het vak hem niet meer past. In het boek Gevoelsarm, dat hij bij wijze van afscheid schreef, legt hij uit hoe hij persoonlijk denkt over de dilemma’s in zijn vak. “Ik heb twintig jaar geprobeerd me te verhouden tot hoe het hoorde, en dat is niet gelukt”, vertelt hij in de behandelkamer van zijn eigen praktijk in Amsterdam.

Waarom past het vak je je niet meer?

“De afstand is te groot tussen wat ik denk dat goed of noodzakelijk is voor de klant (Bakker noemt mensen die hij helpt ‘klanten’, red.) en wat de bureaucratie van me vraagt. Ik moet steeds rekening houden met veiligheidskleppen, protocollen en registraties: dat zijn allemaal beperkingen die in mijn ogen de kwaliteit van zorg niet dienen. Ik geef bijvoorbeeld aan iedereen mijn 06-nummer, omdat ik denk dat het klanten helpt als ze mij midden in de nacht of in het weekend kunnen bereiken als ze me nodig hebben. Dat is tegen de protocollen. En al die appjes en telefoontjes buiten kantooruren komen natuurlijk niet in het elektronisch patiëntdossier terecht.

“Stel dat er iets misgaat – die kans is in dit vak altijd aanwezig – en er komt een klacht, dan duiken instanties op de bureaucratische kant van de zaak. Heb je het dossier wel op orde? In een tuchtcollege zitten collega’s en die je de les gaan lezen: dat je zo nodig op zaterdagnacht de reddende engel moest uithangen. Dat is overigens geen totale onzin. Maar het is wel wie ik ben.”

In je boek haal je een bevriende gepensioneerde psychiater aan die stelt dat uiteindelijk iedere psychiater zijn vak beoefent om zichzelf te leren kennen. Lange tijd was jij het daarmee niet eens.

“Ik denk dat de meeste psychiaters het daar niet mee eens zijn. We moeten tijdens de opleiding verplicht naar leertherapie om onszelf te doorgronden, maar ik merkte bij collega’s dat ze dat niet erg serieus namen. Zelf heb ik mijn hele leven therapeuten bezocht, omdat ik wilde begrijpen waarom ik er bijvoorbeeld niks van bakte met vrouwen, maar nooit linkte ik mijn eigen problemen aan het psychiater-zijn. Want psychiaters hebben met elkaar afgesproken: je eigen sores hou je buiten je werk. Volgens de beroepscode is het niet professioneel als de psychiater gaat zitten huilen wanneer de klant een vreselijk traumatisch verhaal vertelt.

“Tijdens mijn opleiding had ik een keer een T-shirt aan van een triatlon. Mijn supervisor, een traditionele psychiater, vond dat niet kunnen. Want de klant zou zien dat ik aan triatlon doe en dat zou reacties kunnen oproepen. Maar ik denk: ja, en jij hebt grote borsten, die kun je ook niet verbergen. Die roepen óók wat op. Tegenover je zit een mens, met allerlei kenmerken waartoe je je moet verhouden. Natuurlijk moet je nadenken over hoe je overkomt op klanten, maar het heeft geen zin om alles dicht te timmeren met regeltjes.

“Ik dacht dat ik in dit vak enkel werd gedreven door de interesse in andere mensen, maar stiekem was ik ook met mezelf bezig. Stel je zit tegenover iemand die je doet denken aan je vader of moeder: dan gebeuren er allemaal dingen met je. Maar de voorschriften zijn: die gevoelens mogen geen rol spelen, je trekt de juiste pillen uit de kast, adviseert cognitieve gedragstherapie en het maakt niet uit wat je er zelf bij voelt. Maar voor mij maakt dat wél uit! Als ik iemand aardig vind, ben ik gewoon een betere behandelaar dan wanneer iemand mij irriteert. Psychiaters zijn namelijk ook mensen. Maar dat is een taboe.”

Dus nu wil je niet meer behandelen zonder je eigen gevoelens erbij te betrekken?

“Het werd me steeds meer duidelijk dat ik m’n persoon meeneem naar mijn werk. Ik heb er altijd met het grootste gemak dingen uitgeflapt over mijn eigen leven. Als ik hoor dat een klant worstelt met de opvoeding van zijn kinderen, dan ga ik me toch niet inhouden om iets over mijn eigen kinderen te vertellen wanneer ik denk dat dat helpt? Maar het moet wel functioneel zijn. Ik zou mezelf een enorme pannenkoek vinden als ik het alleen maar over mezelf ga hebben.”

Bakker is groot liefhebber van de uitdrukking dat bij de loodgieter thuis de kraan lekt, schrijft hij in Gevoelsarm, omdat dat ook voor hem opgaat. Zo ziet hij pas na veertig jaar in dat zijn jeugd traumatisch was en dat hij daar nog steeds door wordt beïnvloed. “Ik realiseerde me dat ik in de basis echt weinig verschil van de mensen die ik in mijn werk probeer te helpen”, schrijft hij. Wanneer hij zijn geliefde het stadje laat zien waar hij opgroeide, barst hij bij de aanblik van een kerktoren onverwacht in tranen uit. Hij wordt letterlijk overvallen door zijn gevoel. “Het was heel heftig. Ineens was ik weer het jongetje dat eenzaam en ongelukkig naar school rijdt. Ik wist heus wel dat mijn kindertijd niet fijn was – ik werd gepest en had geen vriendjes – maar ik wist het in mijn hoofd. Ik was me niet bewust van de ernst tot ik het gevoel zo intens aan den lijve ervoer.”

Wat kun je daarmee als behandelaar?

“Je kunt alles wel rationeel benaderen, maar het gevoel zit veel meer in je lichaam dan in je hoofd. Het lichaam is dus een heel belangrijke informatiebron. De psychiatrie is daar ver, ver vandaan geraakt met z’n pillen en cognitieve gedragstherapieën. We spreken mensen vooral aan op hun hoofd en het verstand: het gevoel zit ergens diep weggestopt. Anders dan tien jaar geleden zeg ik nu tegen klanten: ‘Ik hoor wat je zegt, maar ik voel het niet’. Ik maak nu ook gebruik van niet-wetenschappelijk bewezen lichaamsgerichte technieken om mensen met hun gevoel in contact te laten komen.”

Je begeeft je richting het alternatieve circuit?

“Mensen die vinden dat het anders moet in de zorg worden nog steeds erg geframed als alternatievelingen of kwakzalvers. Ik denk dat ik een brug kan zijn tussen die twee werelden. Hetzelfde geldt voor een kruidenvrouwtje dat besluit alsnog psychologie te gaan studeren: je moet bereid zijn te zien dat er in die andere wereld óók kwaliteiten liggen.

“Ik zal nooit tegen iemand die zwaar manisch depressief is zeggen dat hij vooral geen lithium moet nemen. Doe gewoon lithium, ik weet dat dat werkt. En we moeten ook ons verstand blijven gebruiken. Alleen, de volgorde moet zijn: begin bij het gevoel, en eindig bij het verstand. Terwijl de heersende opvatting is dat verstand het allerhoogste is, en dat gevoel daarbij niet vereist is. Dat klopt niet.”

Wat ga je nu doen als niet-psychiater?

“Ik ga niet meer van binnenuit het zorgstelsel bekritiseren, maar ik wil proberen het van buitenaf te veranderen. Dat is mega-ambitieus – ik zeg ook niet dat het gaat lukken. Samen met anderen ga ik een platform bouwen, een soort Airbnb waarop mensen met een hulpvraag iemand kunnen vinden die hun hulpvraag kan beantwoorden.”

Een professioneel iemand?

“Een bekwaam iemand. Wat professioneel is, bepaalt de klant. En wie er op dat platform mogen, bepaal ik. Dat zijn niet per se de mensen met bepaalde diploma’s of registraties, al moeten ze wel een Verklaring Omtrent Gedrag hebben.”

De hulpverleners op het platform kunnen volgens Bakker uiteenlopen van yogaleraren en ademhalingsexperts tot maatschappelijk werkers en psychologen. Het kan een sportschoolhouder zijn die een cursus runningtherapie heeft gevolgd, een door Bakker ontwikkelde wetenschappelijk bewezen methode om psychische klachten te verminderen via hardlopen, een stewardess met veel levenservaring die op latere leeftijd psychologie is gaan studeren, of ‘teleurgestelde psychiaters’ zoals Bakker zelf die dreigen het vak te verlaten. De kwaliteit wordt volgens hem gewaarborgd door klanten structureel te vragen of ze tevreden zijn – net zoals Airbnb en booking.com dat doen. “Als klanten doorlopend negatief over iemand rapporteren, gaan we in gesprek met die aanbieder.”

Dit kan niet worden vergoed voor de zorgverzekeraar. Jullie gaan alleen mensen helpen die het kunnen betalen?

“Ik wil niks met zorgverzekeraars te maken hebben, want die eisen een diagnose en die is helemaal niet nodig om iemand te helpen. Een deel van de winst storten we in een pot die we gebruiken om mensen te behandelen die het niet kunnen betalen – met één voorwaarde: ze moeten goed kunnen motiveren waarom ze specifiek die hulp willen.”

Alleen voor mondige patiënten dus?

“Je kan niet iedereen bedienen. Het gaat erom dat we voor zoveel mogelijk mensen zorg willen bieden die bij hen past. Ik vind dat klanten wat te kiezen moeten hebben. Bij de reguliere ggz is er geen sprake van vraag en aanbod: er is alleen maar vraag. Het is daar als een Oost-Europese supermarkt in Sovjettijd. De exploitant zegt: ‘Kijk hoe populair onze winkel is, want er staan lange rijen voor’. Maar eenmaal binnen ligt er niks in de schappen. Al decennia lang probeert de ggz het hoofdzakelijk met cognitieve gedragstherapie en medicatie, echt radicale innovaties heb ik al die tijd dat ik er rondliep niet meegemaakt. Ik gun iedereen prozac als het werkt, maar we moeten nadenken over al die mensen die dat al lang geprobeerd hebben.”

Gepubliceerd in Trouw, 28 januari 2022