Interview met schrijver Patricia Lockwood over leven in een rechthoek, het scherm

,

Ik was ontzettend onder de indruk van Patricia Lockwoods boek Hier hoor je niemand over. Voor Trouw mocht ik haar interviewen over een leven online, tijd verspillen, en minuten als gouden munten. Haar gesproken zinnen waren al even scherpzinnig als de zinnen in haar boek.

In de echte wereld is Patricia Lockwood nog niet heel bekend maar online is ze een fenomeen. Met haar vaak absurdistische en spitsvondige tweets heeft ze al jaren een grote schare fans op Twitter. Haar gedicht Rape Joke ging viraal in 2013. En zoals het hoort online is ook haar kat, waarover ze zelfs wordt geïnterviewd, wereldberoemd. Haar man, met wie ze op haar 21ste trouwde, ontmoette ze overigens ook online; op een poëzieplatform.

In 2015 publiceerde Lockwood een in Amerika luid geprezen hilarisch memoir, Priestdaddy, waarin ze verhaalt over een noodgedwongen verblijf met man terug bij haar ouders: haar raadselachtige moeder en haar meestal halfnaakte, gitaarspelende vader, een van de weinige getrouwde priesters in de wereld, bekeerd nadat hij 72 keer The Excorcist had gezien, schreef Lockwood.

En nu is er een tweede boek: Hier hoor je niemand over. Een ideeënrijke roman die leest als een oneindige scrollsessie. Al lezend slinger je heen en weer tussen bewondering voor Lockwoods scherpe grappen (alles is een ironische grap online), en afgrijzen voor wat er van ‘ons mensen’ geworden is. Het boek belandde vorige maand op de longlist van de Booker Prize.

Hier hoor je niemand over draait om het leven van een naamloze vrouw (“verwar mij gerust met de hoofdpersoon”, lacht Lockwood) dat zich helemaal online afspeelt. ’s Morgens vroeg opent ze de portal, zoals ze het internet noemt, en laat de gedachtestroom over zich heen golven, een lawine van details: ‘close-ups van nail art, een kiezel uit de ruimte, de samengestelde ogen van een tarantula, De aardappeleters van Van Gogh, een man met een chihuahua balancerend op zijn erectie’. Zelf werd de hoofdpersoon beroemd met de post ‘Kan een hond een tweeling zijn?’. Sindsdien wordt ze overal ter wereld uitgenodigd om te praten over ‘de nieuwe vorm van communicatie, de nieuwe slipstream van informatie’. Want de hoofdpersoon begrijpt de portal, de hoofdpersoon ís de portal. “Wat ze aan het dóén was? Zag hij niet dat ze haar armen vol had met de saffieren van het moment? Realiseerde hij zich niet dat een mannelijke feminist die dag een foto van zijn tépel had gepost?”

Waaraan merkte u zelf dat het online leven u ­veranderde?

“Ik ken mensen die van Twitter zijn gegaan omdat ze alles om zich heen gingen zien als een potentiële tweet. Zo voel ik me ook af en toe. Maar ik vond het pas echt storend toen ik merkte dat mijn taalgebruik veranderde; ik ging grapvormen gebruiken die de mijne niet waren. Op het internet kom je met een menigte bij elkaar die allemaal hetzelfde roept. Dat kan een gevoel van gemeenschap geven, maar soms weet je niet meer waar je zelf bent. Ik gaf nooit zoveel om persoonlijke data: neem m’n creditcardnummer maar, whatever. Maar als het gaat om de woorden die instinctief uit mijn mond of vingertoppen rollen – dat is iets anders. Het is heel vervreemdend wanneer je het gevoel hebt dat die woorden niet meer van jezelf komen.”

Toch bleef u.

“Ja, want je voelt je deel van een gemeenschap, je vrienden zitten er ook. En je krijgt er flarden informatie die je nergens anders krijgt. Het is belangrijk. Het geeft het gevoel dat we iets zouden kunnen veranderen. Dat klopt ook, want internet is een vruchtbare grond voor activisme gebleken. Maar je voelt ook de drang om alles, minuut op minuut, te volgen omdat je anders de kans mist iets in te brengen. Maar zoveel inbreng hebben we in werkelijkheid helemaal niet. We kunnen hoogstens een mening hebben.”

Waarom kiest iemand ervoor online te leven?

“Dat is in mijn geval makkelijk uit te leggen. Ik ben me niet erg bewust van mijn eigen lichaam: ik voel het nauwelijks wanneer ik hongerig, dorstig of vermoeid ben. Ik heb mezelf altijd beschouwd als een soort zwevend brein – zoiets glijdt natuurlijk erg makkelijk de computer in. Bovendien is het de plek waar ik van jongs af aan mijn informatie vond. Ik heb niet gestudeerd en groeide op in een kluizenaarachtige sfeer. Mijn vader en moeder bepaalden volledig welke informatie hun kinderen tot zich mochten nemen. Het internet betekende voor mij dus totale vrijheid. Eindeloze encyclopedieën, alles wat ik wilde weten over kunst, literatuur, muziek. Alleen al om die reden zal het altijd voelen als mijn thuis.”

Maar de komst van een baby verandert alles. Lock­woods zus krijgt een baby met het syndroom van Proteus, een zeer zeldzame genetische afwijking waarbij lichaamsdelen te hard en asymmetrisch blijven doorgroeien. Hier begint het tweede gedeelte van haar roman. Tegen alle verwachtingen in, blijft de baby na haar geboorte leven. De hoofdpersoon wordt overspoeld door liefde voor haar nichtje. ‘Het was een wonder hoe secuur en absoluut dit haar uit de stroom van haar dagelijkse bestaan tilde’, schrijft Lockwood. ‘Door het membraan van een witte ziekenhuismuur kon ze de hartslag voelen van het leven dat ook zonder haar doorging, de enormiteit van de discussie of je in een podcast al dan niet het woord ‘achterlijk’ kon gebruiken.’ Ze voelt het leven aan die andere kant van de muur maar zij maakt er geen deel meer van uit.

De hoofdpersoon zegt: ‘Ik kan de baby mijn minuten geven’, en vraagt zich af wat ze er vroeger mee deed. Voelde het alsof u uw tijd online had verkwist?

“Nee. Het is één van de mooie spilzieke privileges van wie in leven is: dat je kan rondlummelen op Wikipedia om een kubieke centimeter van je hersenen te wijden aan essentiële informatie over Marlon Brando. Dat is geen verspillen, dat is je wentelen in de rijkdom die je gegeven is. Namelijk: je leven, de tijd die je mag spenderen. Is je haren kammen verspilling van tijd? Of een brood bakken? Het zijn dingen die we doen terwijl de tijd verglijdt, ze hoeven niet altijd te leiden tot het bouwen van een bakstenen huis. Misschien gooide de hoofdpersoon die minuten eerder in de lucht als gouden munten, omdat ze er zo veel van had. Maar nu kon ze ze allemaal in een tas stoppen en aan de baby geven.”

Na een stilte: “Zo, daar heb ik veel metaforen in gestopt. Gouden munten, bakstenen, een tas. Welja, misschien werkt het.”

Wat leerde u van de baby?

“Dat is niet in woorden uit te drukken. Het is een gevoel dat ik nog steeds in de kromming van mijn elle­bogen voel: ik weet precies hoeveel ze weegt, hoe ik haar hoofd zo moet ondersteunen dat ze kan ademhalen. Dát gaf ze ons: het vermogen voor haar te zorgen zodat zij voor even de wereld kon ervaren.

“We zeiden allemaal dat ze het zo goed deed. Soms leek het haast alsof ze een optreden had, ze genoot van alle dingen die haar lichaam haar toestond en die deed ze op haar allerbest. Wat natuurlijk ook heel raar is om te zeggen. Taal hoort mijn werk te zijn, maar ik klonk als een idioot. Tegen de dokters, tijdens de grafrede. Taal is gewoon niet groot genoeg op zulke momenten. Dus zeggen we dingen als: ‘Ze heeft het zo goed gedaan’. Maar misschien is dat genoeg, misschien zijn het in zulke situaties niet de woorden zelf waaraan we ons vastklampen, maar kun je de woorden beter beschouwen als dieren­geluiden die ons geruststellen.”

Voelde het leven online minder echt, nu er een leven met de baby was?

“Nee. Ik ben een schrijver, ik heb gekozen voor een leven dat zich afspeelt binnen een rechthoek – in mijn geval een scherm. Die rechthoeken zijn er altijd geweest. Eeuwen geleden waren er ook al mensen die hun handen ten hemel hieven en zich afvroegen waarom anderen hun tijd verdeden met het lezen en schrijven van boeken. Dat is immers niet de wereld van groene bomen en wind door je haren. Het is de wereld binnen een rechthoek, maar voor sommigen van ons is die net zo echt.”

Toch lijkt het in uw boek alsof de wereld van de portal niet verenigbaar was met die van de baby.

“Als het mijn kind was, had ik haar wel online gezet. Ik had haar deel willen laten uitmaken van die gedachtestroom van het dagelijkse leven. Maar ze was niet mijn kind, het was niet aan mij om dat te doen.

“Tijdens het schrijven van het eerste gedeelte van dit boek heb ik me vaak afgevraagd: zet ik deze gedachten online, of bewaar ik ze voor papier? Ik vroeg me af of er wellicht een groter, meer permanente rechthoek was waarin ze konden voortleven. Ik geloof niet dat het met snobisme of vluchtigheid te maken heeft, eerder met zorg. Van een boek kun je zelf de volgorde en de context bepalen, maar op het internet wordt het verhaal door de dag bepaald. Niemand heeft daar controle over.

“Ik was al bezig aan het eerste deel van het boek, toen de baby ons overkwam. Ik richtte mijn aandacht onmiddellijk volledig op haar. Haast dwangmatig schreef ik alles op. Ik heb mijn zus en zwager toestemming gevraagd, ze zijn heel genereus geweest. Bij hen leeft ook een grote angst dat hun overleden kind zal worden vergeten, want iedereen vindt dat je ‘door moet met het leven’. Zij zien dit boek als een manier om hun kind vast te leggen in het geheugen van de wereld. Wat dat betreft is het boek een betere, meer permanente vorm.”

Is uw leven online veranderd na de baby?

“Tijdens haar ziekte en in de nasleep van haar dood was er meer afstand. Het voelde alsof ik in een andere wereld leefde, die anderen niet konden begrijpen. Ik was mezelf niet, en het laatste wat je dan wil is een plek bezoeken waar iedereen samensmelt tot één gemeenschap. Uiteindelijk ben ik teruggekeerd, inclusief de gebruikelijke streken en grappen. Het moet ook wel, want het is niet goed lang te blijven hangen in die bijzondere sfeer waarin je anders bent dan de rest. Om weer te kunnen deelnemen aan het normale leven, moet je terug naar de normale gang van zaken, het internet.”

Gepubliceerd in dagblad Trouw, 4 september 2021