Juf Trudy: ‘Ze voelen dat ik om hen geef, denk ik’

Gepubliceerd in Trouw, 16 april 2011.

Voor Trudy Coenen gaat lesgeven verder dan uitleggen waar een ‘d’ of een ‘dt’ moet staan. Ze bemoeit zich ook met de persoonlijke problemen van haar leerlingen. Daarvoor werd ze beloond met de titel Beste Leerkracht van het Jaar. Op haar vmbo school komt ze alle problemen van de samenleving tegen. “Je kunt denken ‘oh wat zielig’, of je kunt proberen er iets aan te doen.”

Juf Coenen moet ‘even nog wat regelen’, zegt ze terwijl ze haar mobieltje tegen haar oor drukt. “Dag Achmed, met juf Coenen. Waar ben je?” Ze knikt. “Dat dacht ik al. Maar je moet je nog drie keer melden, dus kom maar weer terug.”

Lerares Nederlands Trudy Coenen (56) had er een kort dagje van gemaakt voor de meeste leerlingen van haar mentorklas drie vmbo. “Vorige week hebben ze snuffelstage gelopen bij bedrijven. Dat is voor veel kinderen best zwaar, zo’n hele week werken in een nieuwe omgeving. Daarom heb ik ervoor gezorgd dat we vandaag vroeg klaar waren met het lesprogramma. Kunnen ze een middagje chillen.” Maar niet iedereen. In haar lokaal van het Montessori College Oost in Amsterdam staan vijf namen op het bord: die leerlingen moeten nog nablijven. Maar ze zijn nergens te bekennen.

Juf Coenen toetst het tweede nummer in. “Dag Miriam, met juf Coenen. Waar ben je? Ah, pizza eten. Maar je moet je nog drie keer melden. Kom maar weer terug.” Ze rolt met haar ogen. “Kutkind”, zegt ze glimlachend. “Zo noem ik al mijn kinderen, hoor.” Bij het vijfde mobiele nummer aarzelt Coenen. “Ze neemt niet op. Nu kan ik naar haar huis bellen, maar als haar vader opneemt, verraad ik haar. Haar vader is heel streng. Hij kijkt altijd op internet tot hoe laat ze les heeft. Ze moet binnen een kwartier thuis zijn. Hij weet niet dat ik ze vandaag eerder vrij heb gegeven. Dat meisje loopt natuurlijk lekker even op de markt.” Ze besluit niet te bellen. “Ik laat haar even vrij zijn. Het komt morgenochtend wel.”

Juf Coenen doet het al twintig jaar zo. ‘Een stapje meer’ noemt ze het. De middelbare vmbo-school Montessori College Oost (MCO) staat in een wijk van Amsterdam waar veel sociaal economisch zwakke gezinnen wonen. Meer dan negentig procent van de leerlingen is allochtoon. “Alles wat de maatschappij kent aan problemen, komt voor op deze school. Je kunt denken ‘oh wat zielig’, of je kunt proberen er iets aan te doen. Ik kies voor dat laatste.”

Dus belt juf Coenen het Bulgaarse meisje wier vader door de politie is opgepakt, om te vragen hoe het met haar gaat. Voor een jongen die worstelt met zijn seksuele geaardheid, wint ze informatie in bij het COC. Een meisje dat niet eet, zet ze één keer in de twee weken op de weegschaal. “Ik heb haar gewaarschuwd: ‘Ik doe nu nog niks, maar als ik merk dat je meer afvalt, kom ik in actie.’ Dan licht ik het thuisfront in, maatschappelijk werk en de hele rimbam. Met die hysterische meisjesdingen heb ik weinig geduld, hoor. Dan ben ik heel kort door de bocht: gewoon vreten, kreng.” Ja, dat pikken ze van juf Coenen. “Ze voelen dat ik om hen geef, denk ik.”

Juf Coenen ziet nu eenmaal veel dingen gebeuren. “Dan kan ik op zijn minst een luisterend oor bieden. Of ingrijpen.” Zoals bij het christelijke meisje dat verkering kreeg met een islamitische jongen. “Die jongen ontpopte zich tot een soort moslimfundamentalist. Hij hield hier een spreekbeurt: ‘De enige vrouwen die deugen zijn vrouwen met een nikab.’ Ik viel zowat van mijn stoel. ‘En je vriendinnetje dan?’, vroeg ik. ‘Geef me twee maanden, juf, dan heb ik haar ook zo ver’, zei hij.” Dus juf Coenen ging naar het meisje: “Weet jij wel dat je vriendje niet wil dat jij straks je rijbewijs haalt? Weet jij wel dat hij niet wil dat jij hierna nog een mbo-opleiding doet?” Het meisje dacht na en maakte het na een tijdje uit.

De jongen zit inmiddels niet meer op het MCO, maar stalkt het meisje nog steeds. “Laatst stond hij op de markt met een mes voor haar. Hij dacht dat ze een nieuwe relatie had. Een psychopaat, die jongen.” Juf Coenen had een gesprek met de ouders van het meisje. Ze besloten dat het meisje voortaan iedere dag wordt gehaald en gebracht van en naar school.

Sinds een half jaar wordt Coenen ineens publiekelijk geprezen voor haar ‘stapjes extra’. Eind vorig jaar werd ze via een internetverkiezing uitgeroepen tot Beste Leerkracht van het Jaar, ze werd genomineerd voor de verkiezing van Amsterdammer van het Jaar, ze kreeg een koninklijk lintje opgespeld van wethouder Asscher, en ze mocht in televisieprogramma’s vertellen over haar werk.

Toch zijn al die loftuitingen geen teken dat leraren een soort maatschappelijk werkers zouden moeten zijn, verzekert Coenen. “Wij zijn er in de eerste plaats om les te geven. Dat is het allerbelangrijkste. De enige manier voor deze kinderen om uit die sociaal economisch zwakke posities te komen, is door een diploma te halen. Ik vind het toevallig fijn om kinderen ook met hun persoonlijke problemen te helpen. Er zijn ook collega’s die daar geen behoefte aan hebben. Dat hoeft ook helemaal niet. Maar ik gun ieder kind wel in ieder geval één leerkracht die oog heeft voor wat er speelt in hun thuissituatie.”

Genoeg over problemen. “Laat het alsjeblieft geen jankverhaal worden. Er wordt al genoeg gejankt over het onderwijs”, vindt Coenen. Vooral de combinatie ‘vmbo’ en ‘allochtoon’ moet het vaak ontgelden. “Totaal onterecht. Zie je de vechtpartijen op de gangen? Een jungle is het hier hè?” Ze lacht. “Dat zijn helaas wel de vooroordelen waar we steeds weer tegenop moeten boksen. Maar wij hebben het hier heel leuk met elkaar. Deze kinderen zijn heel dankbaar en open. En nog belangrijker: de meesten willen werken. Hier is geen zesjescultuur. Als ik zie wat ik allemaal bereik met deze kinderen!”

Vorige week ging juf Coenen op stagebezoek “Heerlijk. Op mijn fiets de stad door crossen. Voelt een beetje als spijbelen” om te kijken hoe haar leerlingen het ervan af brachten. “Eén van mijn jongens zat bij een architectenbureau prachtige maquettes te maken. Een ander stond in een café achter de tap alsof `ie er geboren was. Ja, dan ben ik trots.”

Haar telefoon gaat. “Hé Feriah! Dag schat, hoe is het?” Als ze heeft opgehangen: “Dat meisje had ik zeven jaar geleden in de klas. Ze woont nu in Turkije, maar ze is op vakantie in Nederland. Ze wil even langskomen om gedag te zeggen.” Juf Coenen glundert.

Haar vak zou meer status moeten krijgen, vindt ze. “Dit is geen tweederangs beroep. Het contact met de kinderen is heel waardevol. Op deze leeftijd zie je ze groeien als mens, ze verworden van kind tot jongvolwassenen. Dat is heel mooi om te zien.” Maar, zegt ze streng, om het vak meer status te geven, moet men ook beseffen dat niet iedereen zomaar voor de klas kan staan. “Er zouden strengere kwaliteitseisen gesteld moeten worden aan leerkrachten. Behalve een zeer goede vakkennis, moet je met pubers kunnen omgaan. Als je niet aan die eisen voldoet, kun je wat mij betreft vertrekken”, zegt ze gedecideerd zoals alleen echte schooljuffen dat kunnen. “Een leraar bij wie het steeds weer een puinhoop is in de klas, is gewoon niet geschikt. Het vervelende is dat er altijd naar de leerlingen wordt gewezen. Ze zijn zogenaamd ‘onhandelbaar’ of ‘druk’, terwijl diezelfde kinderen zich in een andere les heel rustig gedragen. Ik vind dat je dan als leraar je conclusies moet trekken.”

Natuurlijk zullen leerlingen altijd proberen hun leerkrachten uit de tent te lokken, zegt Coenen. Dat doen ze ook bij haar. “Dat is op iedere school, bij iedere leerkracht zo. Het is niet erg. Als je de teugels maar strak houdt. Je moet voor jezelf grenzen stellen. Sommige dingen zijn onderhandelbaar, andere dingen gebeuren niet. Punt. Daar moet je je aan houden. Bij mij mag niemand een pet op in de klas. Natuurlijk is er altijd een jongen die de tiende keer nog steeds zijn pet op heeft. Dan moet je er voor de elfde keer iets van zeggen. Ik doe het meestal met een grapje. ‘Oké schat, ik weet dat je hier voor het eerst bent…'”

Degene die zijn huiswerk niet heeft gemaakt, wordt bij juf Coenen gebombardeerd tot Sukkel van de Dag. Drie keer het huiswerk overschrijven is de beloning die bij die titel hoort. “Dat noteer ik ook meteen voor mezelf, want de volgende keer controleer ik het. ‘En?’, vraag ik dan, ‘Wat is nou meer: één keer of drie keer?'”
Een giechelig meisje verschijnt in de deuropening. “Ah, Miriam. Was de pizza lekker?” Het meisje doet uitgebreid verslag. Ze vertelt met wie ze was, en waar ze heen ging. Het was leuk. “Mooi”, zegt juf Coenen. “Dan mag je nu naar juffrouw Rachida gaan om je te melden.” Het meisje knikt. “Ja maar juf, mag ik ook…” Juf Coenen steekt haar hand op. “Miriam, laat me uitpraten”, zegt ze streng. “Sorry juf.” “Zeg maar tegen juf Rachida dat je al in de pauze vrij was, en dat je tot nu bij mij was.” De ogen van het meisje worden groot. “Oh! Echt waar?” Juf Coenen glimlacht. “Wat zeg je dan?” Het meisje wappert met haar hand van opwinding. “Bedankt juf, echt zó bedankt.” De juf knikt. “Oké, en nou wegwezen, kutkind.” Het meisje fladdert de klas uit. Juf Coenen kijkt haar na. “Het is zo’n scheetje hè.”

Om privacyredenen zijn de namen van de leerlingen gefingeerd.

Tips van juf Coenen
Houd altijd vast aan de regels die voor jezelf niet onderhandelbaar zijn, zelfs al is het de zoveelste keer.
Houd een administratie bij zodat je weet wie strafwerk of huiswerk moest inleveren. Controleer het consequent.
Gebruik humor.
Zorg dat je de lesstof uitermate goed beheerst. Pas als je boven de stof staat, kun je je goed met de pedagogische kant van het vak bezighouden.
Gebruik een ‘smoelenboek’. Zo leer je snel de namen bij de gezichten.
Geef de kinderen niet de schuld als het een puinhoop is in de les.