Eindelijk arts, heb je geen werk

,

Gepubliceerd in nrc.next en NRC Handelsblad, mei 2014.

Werd je arts, dan was je gegarandeerd van een baan. Zes jaar geneeskunde studeren, nog eens zes jaar keihard werken in een ziekenhuis in opleiding tot medisch specialist – pas op je 30e of 35e was je ‘klaar’ met leren. Maar dan hád je ook wat. Die zekerheid is nu echter verleden tijd. Uit een onderzoek van de Orde van de Medisch Specialisten onder net afgestudeerde specialisten blijkt dat zij steeds vaker geen baan kunnen vinden. 5 procent van de afgestudeerde specialisten leeft van een uitkering. Nog eens vijf procent vertrekt noodgedwongen naar het buitenland – vijf keer zoveel als vorig jaar. Voor NRC interviewde ik drie artsen over de grote gevolgen die de werkloosheid voor hen heeft.

‘Ik ben superspecialist, nu laat ik me omscholen’
Marieke Ludwig (38). Kan geen baan vinden als (specialistisch) cardioloog en laat zich omscholen tot medisch adviseur bij een verzekeringsmaatschappij.

„Vier jaar geleden verhuisde mijn gezin voor mijn werk van Maarn naar een dorpje bij Groningen. De vakgroep cardiologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) had namelijk als één van de weinige in Nederland uitbreidingsplannen. Ik begon met een tijdelijk contract, ik zou een zogenaamde ‘superspecialisatie’ doen, en vervolgens zou ik een vaste baan krijgen – zo werd me althans beloofd.

Ik volgde twee specialisaties: in aangeboren hartafwijkingen, en in de implantatie van pacemakers en icd’s, andere pacemakerachtige apparaten. Maar de leiding van de vakgroep werd teruggefloten door de directie van het ziekenhuis: er mochten geen nieuwe cardiologen meer worden aangenomen. Ik kon nog twee jaar blijven, maar het vaste contract dat me was beloofd, kreeg ik niet.

Daar zat ik dan, met mijn gezin in Groningen. De regioziekenhuizen hadden natuurlijk geen superspecialist nodig, maar er was ook geen vraag naar algemeen cardiologen.

Even leek er een oplossing te zijn: in Delfzijl kon ik invallen voor een zieke cardioloog, met uitzicht op een vaste plek. Ik werd ingehuurd als ‘waarnemer’. Dat betekent dat je alleen betaald krijgt wanneer je werkt. Als je ziek bent, of arbeidsongeschikt raakt, moet je er zelf voor opdraaien.

Na een half jaar kreeg ik te horen dat ze heel tevreden met me waren, maar me niets konden bieden. De zieke cardioloog was nog steeds onderdeel van de maatschap, en kreeg dus maandelijks zijn deel. Aangezien maatschappen mogelijk door de politiek worden afgeschaft, durfde de maatschap uitbreiding niet aan. Ik mocht wel blijven, maar alleen als ‘waarnemer’ op eigen risico.

Ik heb drie kinderen en ben de hoofdkostwinner van het gezin, mijn man heeft een eigen bedrijf. Ik vond het te link voortaan op eigen risico te werken. ‘Take it or leave it’, zei de maatschap. Zelfs over een tijdelijk contract viel niet te praten.

Gelukkig kon ik even terugkomen bij het UMCG, maar in november loopt mijn contract af. Ik heb ongelofelijk veel brieven gestuurd. Aanvankelijk wilde ik vasthouden aan het vak waar ik al die jaren voor heb gewerkt en waar mijn hart ligt, maar inmiddels heb ik een draai gemaakt. Ik heb een baan gevonden als medisch adviseur bij een verzekeringsmaatschappij. Iets totaal anders, ja. Ik laat me omscholen.

De patiënten waren altijd heel blij met mij, ik vind het vreselijk hen achter te laten. Als ik er te veel bij stil sta, moet ik huilen. Maar ik zie geen andere uitweg. Het drukt enorm op je gezin als je weet dat je werkloos wordt, als je zorgen hebt dat je straks de hypotheek niet kunt betalen, en je geen idee hebt waar je het zoeken moet.

Het is verdrietig, maar hopelijk krijg ik er een prettiger werkomgeving voor terug. Eerlijk gezegd was het een enorme opluchting te merken dat de verzekeraar mijn deskundigheid zo waardeerde, en in mij wil investeren. Dat heb ik bij mijn andere werkgevers erg gemist. Met drie kleine kinderen was het soms een heel gegoochel alles voor elkaar te breien. Nu denk ik weleens: wat heb ik me uitgesloofd. Al die extra uren, al die weekenden dat ik niet bij mijn man en kinderen was. Maar ik deed het omdat ik houd van mijn vak en mijn patiënten.

Mijn vaardigheden als specialistisch cardioloog zullen verloren gaan. Dat is niet alleen zonde van mijn tijd en energie, het is ook kapitaalvernietiging voor de maatschappij. De overheid betaalt ongeveer 1 miljoen euro om een arts te laten opleiden tot specialist. Ik begon in 2002 aan mijn opleiding tot cardioloog, nu ben ik op de toppen van mijn kunnen.

Ik zie een hele generatie specialisten tussen de wal en het schip vallen. Ze trekken met hun gezin van hot naar her door het land, steeds voor tijdelijke banen. Ik weet dat veel artsen zich schamen voor hun werkloosheid, ik vind het daarom des te belangrijker mijn verhaal te vertellen. Zo kunnen mijn patiënten in de krant lezen waarom hun arts, met wie ze in vier jaar een hechte band hebben opgebouwd, straks plotseling is verdwenen.”

‘Ik ging over de grens zoeken’
Jeroen van der Net (35), nefroloog (internist, gespecialiseerd in nieraandoeningen). Kon in Nederland geen baan vinden en doet nu een fellowship aan de Universiteit van Oxford.

„Een jaar voordat mijn opleiding afliep, begon ik met zoeken. Maandenlang zag ik geen enkele vacature voor nefrologen. Op 1 januari van dit jaar zou ik mijn opleiding tot specialist hebben afgerond, in september vorig jaar begon ik echt onrustig te worden. Ons huis hadden we inmiddels te koop gezet – ik wilde flexibel zijn op het moment dat ik een baan zou vinden buiten mijn regio.

Ik stuurde mailtjes naar ziekenhuizen, benaderde mensen persoonlijk, en vroeg of het mogelijk was chef de clinique te worden bij een maatschap. Dat betekent dat je geen onderdeel wordt van de maatschap, maar dat je er in dienstverband werkt. Aangezien de toekomst van de maatschappen onzeker is, zijn de meeste niet geneigd uit te breiden. Een tijdelijke functie leek me daarom meer kansrijk.

Maar ook dat was niet mogelijk. Ik besloot over de grens te gaan zoeken. Ik stuurde een mailtje naar het enige contact dat ik in het Verenigd Koninkrijk had, een nefroloog die ik kende van een cursus. Hij was onder de indruk van mijn cv en bood me een fellowship aan bij de Universiteit van Oxford, een unieke kans. Ik ben er meteen op in gegaan.

Verhuizen naar het buitenland had wel financiële gevolgen. We hebben ons huis snel moeten verkopen, dat is in deze tijd niet makkelijk. Maar ik wil niet klagen, hoor. Ik heb veel geluk gehad. Oxford is een mooie plek – ook voor je cv. Ik heb het hier erg naar mijn zin.

Ik doe zowel onderzoek als klinisch werk. Qua rang zit ik tussen een nefroloog-in-opleiding en een echte nefroloog in. Mijn salaris is ongeveer hetzelfde als toen ik nog in opleiding was. Ik doe werkzaamheden die een echte nefroloog ook zou doen, maar nog wel onder supervisie. De eerste maanden vond ik dat prima: het gaf me de ruimte te wennen aan het andere systeem hier, de taal, de logistiek. Maar ja, ik ben officieel wél nefroloog. Het begint me nu een beetje tegen te staan dat ik nog steeds alles moet verantwoorden. Op een gegeven moment wil je je eigen plan kunnen trekken.

Mijn contract duurt een jaar. Het liefst ga ik daarna terug naar Nederland. Maar het hangt allemaal af van de mogelijkheden. Als ik hier een baan kan krijgen, blijf ik.”

‘Nooit gedacht dat het zo moeilijk zou zijn’
Geeske Brouwer (24), basisarts. Zoekt sinds februari een anios-plek: arts-niet-in-opleiding-tot-specialist.

„Toen ik na zes jaar studeren mijn diploma behaalde, beschouwde ik dat als een mijlpaal. Maar het heeft een zure nasmaak. Ben je eindelijk klaar, blijkt er niemand plek voor je te hebben. Je bent toch arts, vragen mensen in mijn omgeving verbaasd. Bij velen bestaat nog steeds het beeld dat voor doktoren de banen voor het oprapen liggen. Eerlijk gezegd had ik tijdens mijn studie ook niet gedacht dat het zo moeilijk zou zijn.

Ik wil graag gynaecoloog worden. Mijn laatste co-schappen heb ik bij gynaecologie gedaan. Ik hou van de veelzijdigheid van het vak. Je ziet de patiënten in alle fasen van hun leven: de vrouw die bevalt, de baby die geboren wordt, maar ook de oudere vrouw met baarmoederkanker. Het vak bevat zowel het snelle acute handelen, als de begeleiding van patiënten voor langere periode.

Opleidingsplekken gynaecologie zijn schaars, dat wist ik wel. Om een opleidingsplek te krijgen, moet je al werkervaring hebben. Bovendien moet je worden voorgedragen door het ziekenhuis waar je werkt. Ik zoek daarom een anios-plek: arts-niet-in-opleiding-tot-specialist. Meestal zijn dat functies voor een jaar.

Maar zelfs iets tijdelijks is niet te vinden. Vacatures zijn er überhaupt niet, daarom stuur ik open sollicitaties. Eerst richtte ik me alleen op de ziekenhuizen rondom mijn woonplaats in Brabant, inmiddels heb ik brieven gestuurd naar alle uithoeken van Nederland.

Het voelt alsof ik al een jaar aan het zoeken ben, maar eigenlijk ben ik nog niet eens zo lang bezig. In februari ben ik afgestudeerd. Met studieboeken en vakliteratuur hou ik mijn vak bij, maar toch: ik ben de kliniek uit. Ik ben bang dat de dingen wegzakken – niet de kennis, maar de praktijk. Ik mis de dynamiek van de afdeling.

Ik heb wel een plan B: huisartsgeneeskunde. Het allerliefst wil ik gynaecoloog worden, maar huisarts vind ik ook een mooi vak. Aangezien er op dit moment ook weinig opleidingsplekken huisartsgeneeskunde zijn, zoek ik sinds een paar weken naar anios-plekken voor verpleeghuisartsen. In een tijd van vergrijzing lijkt een tijdelijke functie als verpleeghuisarts me een mooie aanvulling op mijn werkervaring. Wellicht maak ik daarmee kans op een opleidingsplek als huisarts.”