De kunst van verhalen vertellen

Gepubliceerd in Trouw, 28 juni 2014

Onder de grond, in de kelder van een oud Amsterdams pakhuis, zit Café Mezrab. Het heeft geen ramen, geen hippe tafeltjes, zelfs geen biertap. Wel: Perzische tapijten op de betonnen vloer, Perzische tapijten aan de muur, en mensen op kussens op de grond. Ze luisteren ademloos.

Voor hen staat een jongeman met een sik en een bril. Energiek gebarend vertelt hij een verhaal over een tijger die door een spin en een stel apen in de maling wordt genomen. Het is een kort verhaal, bedoeld om de bezoekers ‘op te warmen’ voor de zes verhalenvertellers die hierna komen. Schijnbaar zonder moeite weet Sahand Sahebdivani (33) het publiek in te pakkenmet een kinderlijk verhaaltje. Hij verheft zijn stem of praat bijna fluisterend, stelt een onverwachte vraag, versnelt en vertraagt.

Dit is geen toneel, geen lezing of cabaret – in Café Mezrab wordt de kunst van het vertellen bedreven. Elke week zijn er meerdere verhalenavonden, in het Engels of in het Nederlands. Sahand is gastheer en gangmaker. Hij nodigt professionele vertellers uit, geeft amateurs een podium, organiseert storytelling battles en improvisatie-evenementen – vaak met muzikale intermezzo’s. Vanavond vertelt hij zelf een sprookje, de volgende keer is het een eeuwenoud Arabisch liefdesverhaal, dan weer een persoonlijke anekdote over een feestje op het dak met oud en nieuw. Sahands moeder – drie turven hoog, fel oranje geverfde haren – schenkt achter een tafeltje bij de ingang Iraanse soep in kommen. De man met de grote snor naast haar is Sahebdivani’s vader. Hij verkoopt flesjes bier, glazen rode wijn en verse muntthee.

Twintig jaar in de wasserette
In Iran waren Sahands ouders politieke activisten. Zo’n dertig jaar geleden, Sahand was drie, ontvluchtte het gezin het land. Ze belandden min of meer toevallig in Nederland, terwijl ze eigenlijk op doorreis waren naar Canada. “Ik ben opgegroeid met de Nederlandse cultuur, maar ook met de Iraanse feestjes van mijn ouders”, vertelt hij. “Op die feestjes doet iedereen wat: de één pakt z’n instrument, de ander gaat op een dienblad zitten trommelen, de derde vertelt een verhaal. Hoe uniek dat is, merkte ik pas toen ik de leeftijd had bereikt dat ik zelf uitging. Als je in de stad live muziek wil, moet je een kaartje betalen, en krijg je een muzikant op grote afstand op een podium – niet iemand die naast je ineens een instrument pakt.”

Sahand besloot daarom zelf muziekavonden te organiseren. Eerst thuis, en al snel in een voormalige coffeeshop in de Jordaan. In Mezrab probeert hij zijn huiskamer na te bootsen. “Geen betere manier om dat te bereiken dan door je vader en moeder erin te zetten.” Dan serieus: “Mijn ouders zijn heel kunstzinnige mensen. Mijn vader kent veel oude gedichten en heeft een prachtige voordrachtstem, mijn moeder kan ongelofelijk mooi zingen. Maar in Nederland waren het mensen die al twintig jaar kleren wasten in een wasserette. Ik dacht: straks gaan ze als fossielen met pensioen, en hebben ze nooit meer iets moois gedaan. Mezrab zou hen misschien meer geluk brengen.” Het werd een groot succes.

Muzikanten uit alle windstreken speelden samen, moeder zong af en toe een lied, vader vertelde een verhaal. “Er waren avonden dat er meer mensen buiten stonden te wachten dan er binnen pasten. Tot in de wc stalden we de instrumenten.”

Zwaar religieuze familie
Muziek was niet de enige reden dat Sahand zijn Mezrab had opgericht, het café moest ook een andere leegte in het Amsterdamse culturele leven opvullen. Want waar vond je de types als zijn vader, die met donkere stem en grootse gebaren oude legendes vertelden? Mezrab moest een verzameloord worden voor verhalen en vertellers. Al op zijn veertiende deed Sahand mee aan een vertelvoorstelling, waarin vluchtelingenkinderen volksverhalen uit hun eigen land voordroegen. “Dat project maakte diepe indruk op me, want ik zag dat mensen oprecht geïnteresseerd waren in wat ik vertelde.” Het liet hem nooit meer los. “Halverwege het eerste jaar van mijn universitaire studie biologie bedacht ik ineens: wacht even. Wat ik op mijn veertiende deed, vond ik eigenlijk leuker en belangrijker dan dit.” Hij stopte met zijn studie.

Achteraf hoorde hij van zijn ouders dat ze het best moeilijk hadden gehad met die beslissing. “In Iran is een universitaire studie het ideaal. Ik had de hersenen, we leefden in een land waar de mogelijkheden én het geld er waren – en dan doet-ie het niet.” Maar ze lieten hem niets merken. “Tegelijkertijd vonden ze het heel tof. In Iran was mijn vader boekhouder, mijn moeder werkte in een laboratorium. Kunst en muziek waren alleen voor de beslotenheid van de huiskamer. Hoe mooi mijn moeder ook kon zingen, ze mocht het van haar zwaar religieuze familie niet doen in het openbaar. Een carrière in de kunsten is daar gewoon niet realistisch. Juist daarom wilden mijn ouders mijn beslissing steunen.”

Oubollige taferelen
Sahand had niet alleen gekozen voor het onzekere vak van de kunsten, hij was ook nog eens verknocht geraakt aan een genre dat in Nederland nagenoeg afwezig was. Er was geen opleiding voor verhalenvertellers, geen theater, zelfs nauwelijks een scene. Café Mezrab werd zijn leerschool. Het begon met een maandelijkse verhalenavond in de ex-coffeeshop in de Jordaan. Toen Mezrab verhuisde naar een plek die weliswaar groter was, maar ook aanzienlijk gehoriger, verschoof de aandacht van muziek naar verhalen.

In bijna tien jaar groeide Mezrab uit tot iets wat best een instituutje in de verhaalkunst genoemd mag worden. Vooral de ‘waargebeurde avonden’ zitten steevast stampvol. Sahand zelf werd dit jaar uitgeroepen tot ‘Verteller van het Jaar’. Toch bevindt het genre zich nog steeds in de marge, zegt hij. “Lang hebben we de tijdsgeest tegen gehad. Het moest allemaal steeds korter: Twitter in 140 tekens, filmpjes van een paar seconden op Vine. We kampen duidelijk met een imagoprobleem. Als ik zeg dat ik verhalenverteller ben, gaan altijd de wenkbrauwen omhoog. Men denkt aan oubollige taferelen: langzaam vertelde, oude sprookjes voor het slapengaan.”

Sahand is hard bezig het suffe imago te veranderen, daarbij geholpen door een uit de VS overgewaaid hype’je. “The Moth, waargebeurde verhalenavonden, zijn heel hip in New York. In Toomler (ook Amsterdam) organiseert Micha Wertheim nu ook van dat soort avonden. Dat is goed, het wordt nu een beetje een underground-ding.” Het is een begin, denkt hij.

“Een paar weken geleden trad ik op in Schotland. In de centraalste en mooiste straat van Edinburgh, in een prachtig oud pand zat het Scottish Storytelling Centre: een enorme boekwinkel, een modern café met podium speciaal voor kinderen, en een mooi theater met meer dan honderd zitplaatsen. Het wordt nota bene door Schotland en de gemeente Edinburgh gefinancierd. Tja. Wij hebben nog een lange weg te gaan.”

Verlangens en verdriet
Misschien zijn we het in Nederland ook niet zo gewend, geeft hij toe. “Er zijn hier heus niet minder verhalen dan in – bijvoorbeeld – Iran. Maar we worden niet opgevoed met het idee dat er overal om ons heen mooie verhalen zijn die de moeite waard zijn om aan elkaar door te vertellen. Waarom moet er eerst een film gemaakt worden over Kenau, voor we dat verhaal kennen?” Dat is jammer, want het zijn juist de verhalen die mensen binden, zegt Sahand. “De bijbel, de Koran, streekverhalen: zo vorm je een gezamenlijke cultuur. Zonder verhalen geen gemeenschap, daar komt het eigenlijk op neer. En nog mooier: verhalen zijn dé manier om een andere gemeenschap te begrijpen. Eerst is die andere cultuur een abstract begrip, maar door verhalen worden het echte mensen met verlangens en verdriet.”

Toch is dat allemaal niet het doel, zegt hij. “Nee, nee. Ik wil helemaal niemand iets leren, ik vertel niet om de boodschap. Het doel is dat de bezoekers zich vermaken met een mooi verhaal. Ze moeten zich thuis voelen.”