Moeder en zus van Michael P. doorbreken het stilzwijgen: ‘Hij heeft het gedaan, maar wij moeten het oplossen’

,

Dit was één van de indrukwekkendste interviews die ik de afgelopen tijd hield. De moeder en zus van Michael P. (de moordenaar en verkrachter van Anne Faber) vertelden mij urenlang, in meerdere sessies, hun verhaal: hoe is het om familie te zijn van iemand die zoiets gruwelijks heeft gedaan. Het interview kwam als longread in Trouw, ik schreef ook een algemeen nieuwsbericht over hulp aan families van daders, dat op de voorpagina werd gepubliceerd. 

Wanneer Heleen (53) nieuwe mensen ontmoet, spookt vanaf de eerste kennismaking door haar hoofd: zouden ze het weten? “Ik voel me verplicht te vragen of ze mijn verhaal kennen, alsof ze er op een bepaalde manier recht op hebben. Ik wil voorkomen dat mensen achteraf denken: met wie ben ik al die tijd omgegaan?”

Heleen is de dochter van een verpleegkundige en een visverwerker, Heleen is een dierenliefhebber, ze is een blonde vrouw die graag met een vriendin op het terras zit. ­Heleen is verzorger van ouderen met ­dementie. Heleen is de moeder van een zoon en een dochter. Maar voor de buitenwereld is Heleen bovenal de moeder van ­Michael P., die in 2017 de 25-jarige Anne ­Faber verkrachtte en vermoordde. Hij werd hiervoor in 2018 in hoger beroep veroordeeld tot 28 jaar cel en tbs met dwangverpleging. Debbie (33) is Michaels zus.

Jarenlang zwegen moeder en dochter, en meden de publiciteit. Nu willen zij hun verhaal vertellen. Niet het verhaal van Michael P., noch het verhaal van Anne Faber. Dit is het verhaal van de familie van een dader. Ze weten maar al te goed hoe gevoelig dat ligt en ze benadrukken dat ze niemand willen kwetsen – al helemaal de familie van het slachtoffer niet. “Het is uiterst lastig te praten over wat er gebeurd is, want mensen denken al snel dat ik het wil opnemen voor Michael”, zegt Heleen. “Dat is het laatste wat ik zou doen, en dat weet Michael ook. Maar mensen verdraaien je woorden, en lezen erin wat zij willen. Je wordt steeds voorzichtiger. Tot je helemaal niks meer zegt.”

Heleen en Debbie spreken zich uit omdat ze weten dat ze niet de enigen zijn. Nederland telt bijna tienduizend gedetineerden en nog veel meer ex-gedetineerden, die allemaal een veelvoud aan familie en naasten hebben. “Mensen als wij kunnen nergens terecht. Voor de slachtoffers is er Slachtofferhulp, de familie van het slachtoffer heeft een familierechercheur, daders hebben een advocaat die hun belangen behartigt. Voor de familie van de dader is er niets”, zegt ­Heleen.

De buitenwereld

Moeder en dochter zitten naast elkaar aan tafel in Heleens appartement in Spakenburg. Op de bank ligt een kat te slapen, rond de tafel scharrelt een grote labrador die ze soms midden in een zin van commentaar voorzien. Heleen en Debbie trekken in alles wat met Michael te maken heeft, samen op. Heleen neemt in het gesprek vaak het voortouw, Debbie is haar back-up en vult de zinnen aan alsof ze uit één persoon komen.

Op 9 oktober 2017 wordt Heleen gebeld door de politie: ze moet direct naar huis ­komen. Op hetzelfde moment krijgt ook Debbie zo’n telefoontje, net als Heleens ex-man. Thuis krijgen ze te horen dat Michael is gearresteerd in verband met de vermissing van Anne Faber. Nederland is dan al dagen op zoek naar de student die na een fietstocht door de regen niet is thuisgekomen. Op het moment dat de politie de familie inlicht, zendt de regionale nieuwszender RTV Utrecht het nieuws over de arrestatie uit. Vrijwel meteen begint de onophoudelijke stroom aan telefoontjes en berichten. Eerst van ‘vrienden’, collega’s, kennissen: ‘Is dat jouw zoon? Ik wil nooit meer iets met je te maken hebben’. Al snel volgen de onbekenden: ‘Kijk achterom, je gaat eraan’, en ‘Als je zo’n monster op de wereld hebt gezet, verdien je het niet te leven.’

De volgende ochtend staan de cameraploegen voor Heleens huis. “Niet nadenkend deed ik ’s ochtends vroeg de deur open toen de bel ging. Ik kreeg meteen een ­microfoon onder m’n neus. Ik schrok zo, dat ik alleen maar kon bedenken de deur weer dicht te gooien.” Journalisten klampen ­Heleen en Debbie overal aan, posten voor hun deur, bellen non-stop, verschijnen rond het schoolplein van Debbies kinderen en in de tuin bij Heleens collega’s. “Ze wisten zelfs binnen te dringen in het verzorgingshuis waar ik werk”, vertelt Heleen. “Dat vond ik zo erg. Daar wonen heel kwetsbare ouderen.”

Binnen een paar dagen belanden hun adressen op een internetforum. “Er gingen ook foto’s van mijn kinderen rond”, vertelt Debbie. “Die foto’s kwamen van mijn eigen Facebookpagina, hoewel ik de inhoud daarvan altijd had afgeschermd voor de buitenwereld; alleen vrienden konden mijn foto’s zien.” Droogjes: “Dat bleken dus geen vrienden te zijn.” Debbie en haar moeder doen meldingen bij de politie. “Maar die konden er niks mee”, zegt Debbie. “Zolang er geen geweld gepleegd werd, konden we geen aangifte doen. ‘Het hoort er een beetje bij’, zei de politie. En: ‘Het wordt vanzelf minder’. Als er iets was, konden we 112 bellen.”

Twee dagen na Michaels arrestatie krijgt Debbie een telefoontje van de politie: “Ze konden onze veiligheid niet meer garanderen, ik moest met mijn partner en kinderen ons huis uit. ‘Waar moet ik naartoe dan?’, vroeg ik. Dat wisten zij ook niet. We hebben een weekje Center Parcs geboekt in de Limburgse Peel. Het was bijna herfstvakantie, tegen de kinderen zeiden we dat we op ­vakantie gingen.” Waar de dreiging vandaan komt of wanneer het weer veilig is, krijgen ze niet van de politie te horen. “De kinderen moesten na die week weer naar school. We hebben nog een paar nachten bij mijn vader gelogeerd, daarna zijn we toch maar teruggegaan naar ons eigen huis. Wat konden we anders?”

Ook Heleen ontvlucht haar huis. “Mijn ex-man had heel serieuze bedreigingen speciaal voor mij ontvangen. Hij vond dat ik zo snel mogelijk ergens anders heen moest.” Halsoverkop verhuist ze naar een huisje van een vriendin in een verlaten vakantiepark. “In de polder, met een dijk ervoor. Het was winter en al vroeg pikkedonker op die dijk. Ik ben daar verschrikkelijk bang geweest in m’n eentje.”

De wrange oefening

Debbie en Heleen zijn geen slachtoffers – die les hadden ze jaren geleden al geleerd. Het was namelijk niet voor het eerst dat ze te horen kregen dat hun zoon en broer iets gruwelijks had gedaan. In 2010 werd Michael veroordeeld voor afpersing, roofoverval en verkrachting van twee minderjarige meisjes in Nijkerk. Hij kreeg twaalf jaar ­gevangenisstraf. Ook toen keerden vrienden, familie en kennissen hen de rug toe. Debbie en Heleen runden samen destijds drie horecazaken in hun dorp Zeewolde. Het hele dorp kende hen, het hele dorp praatte maar over één ding. Ze werden uitgescholden in hun eigen zaak, de omzet daalde hard, er gingen hardnekkige geruchten rond over vergeldingsacties. “Het was 200 meter lopen van de zaak naar mijn huis, maar dat kleine stukje ging ik na het werk voortaan met de auto”, zegt Debbie, die destijds 23 jaar was. Ze klopten aan voor hulp bij de korpschef en de burgemeester. Heleen: “Die zeiden allebei: ‘Ja maar jullie zijn geen slachtoffers!’ Toen besefte ik dat wij niet meetellen. Wat er ook gebeurt, we zullen het alleen moeten oplossen.’”

Alleen stonden ze destijds ook in de juridische procedure. “We wisten niks. Hoe verlopen die rechtszaken, kun je daarnaartoe? Is het verstandig dat te doen?”, zegt Heleen. “Wat is een pro-formazitting? Wat is een ­regiezitting? O, wéér een pro-formazitting. Hoeveel komen er nog? Ik kon het ook niet aan de advocaat vragen, want die is er uitsluitend voor zijn cliënt. Elke keer wanneer ik een vraag stelde, kreeg ik daar een rekening van. Die beste man heeft me tienduizenden euro’s gekost.”

Achteraf lijkt het haast of de gebeurtenissen in 2010 een wrange oefening waren. Door schade en schande hadden Debbie en Heleen geleerd over pro-forma’s en gevangenissen, over naasten die je in de steek ­laten. Maar voorbereid waren ze niet. Ook in 2017 konden ze niets anders doen dan lijdzaam ondergaan hoe de buitenwereld ­opnieuw over hen heen viel, en vrezen voor wat de volgende dag nu weer zou brengen. Zo onthulden de media dat Michael Heleens auto had gebruikt om het lichaam te verplaatsen en te begraven. “Er werd gesuggereerd dat ik ervan wist en hem geholpen zou hebben door mijn auto uit te lenen. Dat deed zó’n pijn. Zo was het niet gegaan! Ik had hem de auto uitgeleend zodat hij niet door de regen naar de kliniek terug hoefde. Daarna heb ik zelf gewoon nog in die auto gereden. Ik heb de auto naar de garage gebracht omdat-ie gekeurd moest worden – dat had ik toch niet gedaan als ik wist wat ermee gebeurd was?” Ze hadden het zo graag willen uitleggen, een verklaring willen afleggen. “Maar tegelijkertijd waren we bang dat alles wat we zouden zeggen, verkeerd zou zijn. Je bent niet opgewassen ­tegen al die media. Eigenlijk heb je op zo’n moment een woordvoerder nodig.”

De reconstructie

Net als de rest van Nederland moeten ­Heleen en Debbie het doen met de informatie die ze uit de media krijgen. Pas na ongeveer drie weken krijgen ze in een eerste ­gesprek met de advocaat wat meer te horen over wat er gebeurd is. In die eerste weken wordt Heleen ’s nachts geplaagd door nachtmerries waarin ze door de bossen loopt die op het nieuws alsmaar genoemd worden. “Ik hoorde over al die plekken waar hij met haar langs is gekomen. Het Berkenlaantje, Huis ter Heide, de vliegbasis in Soest. Wat had-ie allemaal gedaan?” Ook Debbie krijgt de chaos in haar hoofd niet tot bedaren. “Je hoort zoveel versies. Welke nieuwsuitzending, welke krant, welk persoon op Facebook vertelt de waarheid?”

Ook wanneer ze een paar maanden na zijn arrestatie contact mogen hebben met Michael, blijven veel vragen onbeantwoord. “Het onderzoek liep nog, sommige dingen durfde ik niet over de telefoon te vragen – je wordt natuurlijk afgeluisterd”, zegt Heleen. Hoe afgrijselijk ook, Heleen en Debbie voelen een diepe behoefte om heel precies te reconstrueren wat er gebeurd is. Heleen: “Ineens wist ik heel duidelijk: ik moet ernaartoe.” Samen besluiten Debbie en Heleen de plaatsen delict te bezoeken. Debbie: “Telefonisch leidde Michael ons erdoorheen. Zo van: ‘Hier links, dan 50 meter door, dan kijk je naar rechts.’ Hij kon het heel goed uitleggen eigenlijk.” Heleen: “En na een tijd was het: ‘Als je nu verder loopt, daar heb ik haar om het leven gebracht.’ Het was verschrikkelijk. ‘Zachtjes, mam, zachtjes’, zei Debbie toen er fietsers voorbij reden. Zo hard stond ik te huilen. Ik beeldde me in dat het regende en onweerde, de ­paniek van dat meisje – hoe moet zij zich ­gevoeld hebben? Dat is gewoon niet voor te stellen.”

Ze bezoeken ook de plek in Zeewolde waar Michael Annes lichaam later met Heleens auto naartoe bracht en begraven heeft. Debbie, die in het dorp woont, gaat eerst alleen. “Ik wist niet waar de plek was, maar durfde de navigatie in mijn telefoon niet aan te zetten. We kregen in die tijd zoveel shit over ons heen: stel je voor dat iemand via mijn telefoon zou achterhalen dat ik op die plek geweest was. Ik was overal bang voor.” Ze gaat toch, samen met haar partner, die liever in de auto blijft wachten. Ze kijkt naar de achtergelaten politielinten. “Er stond een heel mooie grote boom. Ik weet dat het stom klinkt. Maar voortaan zie ik het beeld voor me van die boom, en niet de luchtfoto uit de krant van mensen in witte pakken op zoek naar het lichaam.” Ze gaat er ook met haar moeder heen. “Dat had ik niet moeten doen, het was nog te vroeg”, zegt Heleen daarover. “Ik stond daar op die plek, en ik kon alleen maar denken: hier heb je gewoon staan graven. Op de terugweg naar huis stopte ik om over te geven.”

Toch denken ze er goed aan te hebben ­gedaan de plekken te bezoeken. “Ik kan niet zeggen dat het rust gaf, het was afschuwelijk en het kwam nóg dichterbij”, zegt Heleen. “Maar nu hadden we tenminste een duidelijker beeld: dit is het verhaal, en hier zullen we het mee moeten doen.” Niet dat het daarmee makkelijker wordt, haast Debbie zich te zeggen. “Mijn hoofd zat vol horrorscenario’s, nu kon ik er een aantal schrappen. Maar er bleef nog een hoop horror over.” Eigenlijk, zegt Heleen, zouden ze behoefte hebben gehad aan iemand die hen hierbij begeleidde. “Gelukkig hadden we elkaar. Maar het zou hebben geholpen als er bijvoorbeeld iemand van de politie bij was geweest die zei: ‘Ik neem jullie mee en ik ga jullie stap voor stap vertellen wat wij weten over wat er gebeurd is.’ Iemand die je kunt vertrouwen, en die naast je staat als je huilt, vloekt of schreeuwt.”

Ook in 2010 wil Heleen heel precies ­weten wat haar zoon heeft gedaan. Maar de advocaat mag alleen informatie met de familie delen als de dader daartoe toestemming geeft. “Ik wilde alles, het hele politiedossier. Maar Michael zei: ‘Nee mam, ik schaam me, je krijgt het niet.’ Het was tijdens een van de eerste bezoeken in de ­gevangenis. Ik stond op, en zei: ‘Dan ga ik weg, en ik kom nooit meer terug.’ De volgende dag had-ie z’n advocaat gebeld, en mocht ik het dossier komen ophalen.” In 2017, vlak voor de rechtszaak, krijgen ze het politiedossier. Debbie: “Ik heb iedere pagina gelezen. Er zaten ook foto’s tussen. In het begin kon ik die niet bekijken. Met mijn hand half voor m’n ogen scrolde ik door aan het einde van een tekstblok, in de angst dat er een foto kwam. Later heb ik wel gekeken. Zo nuchter mogelijk: oké, nu. Ik vind dat ik het moet weten.”

De binnenwereld

Ondanks alles wat ze van hem weten, hebben ze Michael niet in de steek gelaten. “Ik heb vaak gedacht dat ik het niet meer kan opbrengen, dat ik niet meer van hem hou”, zegt zijn moeder. “Na zijn eerste delict heeft hij een zelfmoordpoging gedaan, bleek achteraf. Was het maar gelukt, dacht ik vaak.” Toch bezoekt ze hem eens in de twee weken in de gevangenis, en hebben ze op vaste dagen drie keer in de week telefonisch contact. “Kon ik maar zeggen: ‘Bekijk het’. Maar ik ben zijn moeder, in voor- en tegenspoed. Als zelfs zijn moeder geen contact meer met hem wil, wie heeft hij dan nog? Hoe kan hij dan ooit leren leven met wat hij gedaan heeft? Ik zie het als mijn taak hem daarbij te helpen. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat ik alle dossiers gelezen heb. Ik wil mijn ogen niet sluiten voor wat Michael gedaan heeft.”

“Ik denk dat ik het nooit ga begrijpen”, zegt Heleen. “Hoe kan mijn zoon zoiets doen?” Eindeloos vraagt ze zich af hoe groot haar ‘schuld’ is. “Je betrekt het vanzelf op jezelf. Ik heb altijd veel gewerkt, ik zal als moeder zeker dingen gemist hebben. Maar Michael wist dat hij altijd bij ons terecht kon. We waren een hecht gezin. Mijn ex en ik zijn gescheiden, maar we hebben altijd goed contact gehouden. Er waren geen trauma’s, geen seksueel, geestelijk of lichamelijk misbruik.”

Toen Michael achttien jaar was, vermoedde Heleen dat hij aan de drugs was. “Ik heb hem ermee geconfronteerd. Hij ontkende, maar ik zag aan hem dat hij loog. Wat moet je met iemand die niet toegeeft dat-ie verslaafd is? Die kun je hulp bieden, maar dat werkt niet.” Haar schuldgevoel wordt versterkt door de familie van Anne Faber. In een interview met de Volkskrant noemde Annes vader Michaels familie ‘medeverantwoordelijk voor alles’ omdat zij in 2010 niet hadden meegewerkt aan een onderzoek van het Pieter Baan Centrum, waardoor het moeilijker werd hem destijds tbs op te leggen. Heleen: “Michael wilde niet meewerken aan het onderzoek, zijn advocaat had hem dat ook aangeraden. Een celstraf heeft een einddatum, een tbs-maatregel niet. Ik snapte zijn keuze, maar ik was het er niet mee eens. Ik heb hem aangeraden wél mee te werken. Toen hij besloot dat niet te doen, heb ik zijn besluit gevolgd. Op één voorwaarde: hij moest me beloven dat hij zich tijdens detentie liet behandelen. Dat is ook gebeurd.” Michael P. heeft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de gevangenis in Vught verschillende behandelingen ondergaan, de meeste gericht op het leren omgaan met spanning en woede- en wraakgevoelens, meldt het inspectierapport over het detentieverloop. De behandeling was echter niet gericht op seksuele problematiek, omdat hiervoor in de diagnostiek en risicotaxatie ‘geen specifieke aandacht voor is geweest’. “PPC Vught ziet hiervoor ook in de loop van de behandeling tijdens de diverse behandelplanbesprekingen geen aanleiding”, meldt het inspectierapport.

Ook Debbie heeft haar broer niet laten vallen, maar bezoeken doet ze hem niet meer. “We hebben altijd een sterke band ­gehad. Onze telefoongesprekken zijn me heel dierbaar. Als ik hem zou bezoeken, ben ik bang dat ik heel boos op hem ga worden. Dat wil ik niet.” Ze bellen twee keer per week, maar sinds de veroordeling in 2018 heeft ze haar broer niet meer gezien. “Na zijn eerste delict bezocht ik hem iedere week. Ik heb hem toen gezegd: ‘Dit doe ik één keer voor je, maar ik kan je niet beloven dat ik dit ook een tweede keer kan.’” Debbies dochter groeide op met de wekelijkse bezoekjes aan haar oom in de gevangenis, een plek die zij lange tijd enkel leek te associëren met het heuglijke feit dat er Marsen en blikjes cola uit de automaat gehaald mochten worden. “Maar inmiddels snapt ze wel dat hij in de gevangenis zit voor iets ergs. Er komt een moment dat ik haar de waarheid moet vertellen. Hoe doe je dat? Al sinds haar geboorte zie ik op tegen dat ­moment. Het is één van de redenen dat ik zo boos ben op Michael: hij heeft het gedaan, maar wij moeten het allemaal oplossen.”

Sinds drie jaar kan Debbie niet meer werken – de bedrijfsarts keurde haar af vanwege psychische klachten. Ze wordt behandeld voor een posttraumatische stressstoornis en depressie. Ook Heleen, die wel werkt, is in therapie. Debbie: “Vooral de angst- en ­paniekaanvallen zijn zwaar. Het is nu zo ver gekomen dat mijn dochter mijn pincode weet. Als ik weer overstuur in een winkel sta, zegt zij: ‘Mam, ga maar vast naar buiten, ik reken wel af.’” Debbies sociale leven ­beperkt zich tot haar familie en één vriendin, ‘de enige die nog over is’. Nieuwe mensen houdt ze op afstand. “Ik ben te vaak verraden. Mensen vinden het veel te leuk om over mij te praten. Dat wil ik gewoon niet meer.” Het helpt niet dat ze nog steeds in Zeewolde woont, het dorp waar ze rondloopt met het stempel ‘zus van’. “Ik ben ­altijd op mijn hoede. Wie zitten daar op het terras? Oké, dan beter een straat omlopen. Tegen mij mogen ze alles roepen, maar ik wil niet dat mijn kinderen het te horen krijgen.” Aangezien ze geen werk meer heeft, is het voor Debbie en haar partner financieel niet haalbaar een huis te kopen of te huren in de particuliere sector. Voor urgentieregelingen in de sociale huursector komen ze niet in aanmerking.

De stem naar buiten

Heleen en Debbie denken erover een ‘hulptroep’ op te zetten die opkomt voor de belangen van naasten van daders. Met ervaringsdeskundigen, psychologen, advocaten en mensen uit het gevangeniswezen willen zij de zogenoemde ‘achterblijvers’ de ondersteuning bieden die ze zelf zo gemist hebben: juridisch advies, emotionele bijstand, advies over omgang met de media, praktische hulp. Ze hopen daarmee bovendien duidelijk te maken dat hun kant van het verhaal óók van waarde is voor de maatschappij. “Justitie had anderhalf jaar nodig voor een onderzoek naar de fouten die zijn gemaakt in Michaels behandeling. Ik had het ze binnen een dag kunnen vertellen. Maar niemand heeft ons iets gevraagd”, zegt Heleen. Voor het onderzoek van de ­Inspectie van Justitie en Veiligheid werd de familie niet geraadpleegd, ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid ging niet te rade bij de familie. Zij noemen als reden dat de familie geen directe betrokkenheid had bij het detentieverloop, of bij het delict. ­Heleen: “We hebben minister Dekker herhaaldelijk om een gesprek verzocht, maar hij weigert ons te ontvangen. Hij nam voor iedereen alle tijd – de familie van het slachtoffer, de zorgmedewerkers, de omwonenden in Den Dolder. Niet voor ons. Dat kwetst. Hij werkt zo mee aan het gevoel dat de familie van de dader er niet toe doet.” ­Inmiddels hebben ze na lang aandringen wel een gesprek gehad met Dekkers’ medewerkers.

Die hulptroep is er nog niet, maar nu al kloppen steeds vaker zonen, moeders, partners van daders bij Heleen aan. “Allemaal mensen die het gevoel hebben dat ze alleen staan in deze maatschappij. En allemaal zeggen ze hetzelfde tegen mij: ‘Zo blij dat ik eindelijk eens gehoord word”.

Gepubliceerd in Trouw, 5 juni 2021