Praten over seksueel geweld? Ook hulpverleners vinden het veel te eng

,

Psychologen en verslavingsdeskundigen vinden het moeilijk met cliënten te praten over seksueel geweld. Terwijl de ervaring van toen vaak een verklaring is voor de problemen van nu. Voor Trouw maakte ik dit achtergrondverhaal over een uiterst gevoelig onderwerp.

Angela Bison (42) heeft lang gedacht dat het ‘erbij hoorde.’ Dat mannen zich aan haar opdrongen, dat ze seksuele handelingen verrichtte tegen haar zin. “Rond mijn vijftiende had ik mijn eerste vriendje, hij was drie jaar ouder en had al veel ervaring op seksueel gebied. Porno kijken, seksspeeltjes erbij – hij deed allemaal dingen die ik niet wilde. Maar ik had problemen thuis, en had het gevoel dat ik van hem afhankelijk was. Ik was veel te bang dat hij bij me weg zou gaan.”

Ook na die relatie kreeg ze te maken met seksueel geweld. “Soms zei ik duidelijk: ‘Dit wil ik niet’, maar als ze bleven doorgaan, gaf ik me er maar aan over.” Het was haar eigen schuld, vond ze. “Had ik maar niet onder invloed moeten zijn.” Van haar 15de tot haar 31ste kampte Bison namelijk met een verslaving aan harddrugs en alcohol.

Na jarenlange therapie om van haar verslaving af te komen, werkt ze tegenwoordig als ervaringsdeskundige bij een instelling voor begeleid wonen. “Ik ben nu ruim tien jaar clean. Als ervaringsdeskundige ligt mijn expertise bij verslaving, maar tijdens mijn werk kwam ik in contact met andere ervaringsdeskundigen die te maken hadden gehad met seksueel misbruik. Zij vertelden mij hoeveel impact die ervaringen hebben gehad op hun leven. Toen pas besefte ik: dat heb ik ook meegemaakt.” Op haar 39ste, ruim twintig jaar na haar eerste ervaringen met seksueel geweld, zocht ze alsnog hulp.

‘Omdat niemand er ooit naar vroeg’

Bison is niet de enige: “Bij veel cliënten duurde het járen voordat ze erover begonnen te praten”, zegt Ellen Roskes, directeur van Blauwe Maan, de hulpverleningsorganisatie in Midden- en West-Brabant die gespecialiseerd is in hulp na onvrijwillige seks en misbruik. Daar klopte Bison uiteindelijk aan. “Waarom niet eerder? Omdat niemand er ooit naar vroeg. Onze cliënten hebben vaak een hele geschiedenis van zorg- en hulpverlening achter de rug voor ze bij ons terecht komen. Ze zijn bij psychologen, verslavingstherapeuten, maatschappelijk werkers en huisartsen geweest, maar niemand durfde ernaar te vragen of wist ermee om te gaan. Terwijl juist dat soort zorgverleners een belangrijke signalerende rol zouden kunnen hebben.”

Initiatieven als #MeToo hebben in de maatschappelijke discussie weliswaar meer openheid gebracht, in de hulpverlening heerst er nog steeds een taboe op praten over seksueel geweld, merkt Blauwe Maan. Dat leidt tot zogenoemde handelingsverlegenheid: hulpverleners weren het onderwerp, waardoor slachtoffers niet de hulp krijgen die ze nodig hebben.

Afweermechanisme

Ook Kenniscentrum Seksualiteit Rutgers en Centrum Seksueel Geweld (CSG) beamen dit. “Het is geen onwil, maar het ontbreekt hulp- en zorgverleners aan kennis en vaardigheden. Er wordt in de opleidingen te weinig aandacht aan besteed”, zegt Willy van Berlo, programmacoördinator seksueel geweld bij Rutgers. Onlangs startte Rutgers de petitie #tothier om bij het kabinet onder andere aan te dringen op meer deskundigheid op dit gebied.

De fysiotherapeut, de tandarts, maar ook de huisarts en de psycholoog – ze denken vaak: ‘dit is niet aan mij’, vertelt Ellen Roskes van Blauwe Maan. “Seksueel geweld en misbruik is een intiem, eng onderwerp. Dan gaat een afweermechanisme in werking dat we allemaal in ons hebben: laat ik er maar niet naar vragen, want wie weet wat er dan allemaal naar boven komt. Sommige hulpverleners weten bovendien niet hoe ze ernaar moeten vragen – ze hebben er letterlijk de woorden niet voor. Weer anderen hebben een blinde vlek. Ze zijn er echt van overtuigd dat het probleem onder hun cliënten niet speelt.”

Statistisch gezien is dat laatste zo ongeveer onmogelijk, weet Roskes. Meer dan de helft van de vrouwen en één op de vijf mannen in Nederland heeft te maken gehad met seksueel geweld en ongewenste aanrakingen, blijkt uit de Monitor Seksuele Gezondheid van Rutgers. Volgens cijfers van CSG is één op de acht vrouwen ooit verkracht, bij mannen is dit één op de 25.

Posttraumatische stressstoornis

Niet iedereen die te maken heeft gehad met seksueel geweld, heeft hiervoor hulp nodig, zegt Iva Bicanic, hoofd van het CSG. “Maar uit onderzoek blijkt dat de helft van de mensen die seksueel geweld heeft meegemaakt, daarop vastloopt. Ze hebben relatieproblemen, of lijden aan slaap- en persoonlijkheidsproblemen, verslaving, suïcidaliteit, of – met stip op 1 – posttraumatische stressstoornis.”

Ze melden zich volgens Bicanic met deze klachten bij hulpverleners, maar praten liever niet over hun ervaringen met seksueel geweld. “Hun gevoelens van schuld en schaamte zijn zo groot dat zij dat onderwerp hardnekkig vermijden. Soms zien ze zelf het verband tussen het misbruik en hun andere problemen niet. Er zijn hulpverleners die zich alleen richten op dat ene stukje waar de patiënt voor komt, als een legitieme uitwijkmanoeuvre om het werkelijke probleem te omzeilen. Alsof je een rotte kies behandelt door alle tanden eromheen schoon te maken, maar de kies zelf onaangeraakt te laten. Dat de artsen of hulpverleners seksueel misbruik ongemakkelijk vinden is begrijpelijk, maar dat mag niet betekenen dat ze het onderwerp dan maar moeten ontwijken.”

Bij Angela Bison waren het niet de ervaringen met seksueel geweld die aan de basis lagen van haar verslaving, maar ze hebben de verslaving later wel versterkt, vertelt ze. “Iedere nare ervaring probeerde ik af te dekken met alcohol of drugs. Ik ging er alleen maar méér door gebruiken. Achteraf denk ik dat het had geholpen als ik tijdens mijn verslavingstherapie ook over die ervaringen met seksueel geweld had gepraat. Ik moest voortdurend standaard vragenlijsten invullen. Of ik suïcidale gedachten had, of ik een leegte ervoer, of ik me eenzaam voelde. Achteraf vind ik het heel raar dat er nooit één vraag over seksueel geweld ging.”

Zowel Iva Bicanic als Blauwe Maan pleit er daarom voor dat hulp- en zorgverleners tijdens de intake standaard vragen naar ervaringen met seksueel geweld. Bicanic: “De verantwoordelijkheid om erover te beginnen ligt nu nog te veel bij de patiënt, en niet bij de hulpverlener – dat moeten we omkeren. Gezien het aantal mensen dat met seksueel geweld in aanraking komt, is het helemaal niet gek om ernaar te vragen: in een huisartsenpraktijk zijn het er algauw twee per dag. Je gaat als zorgverlener een traject met iemand aan, dan is het goed uit te leggen waarom je wilt weten wat iemand heeft meegemaakt. Zorgverleners hoeven heus niet meteen expliciet over misbruik te beginnen, ze kunnen bijvoorbeeld eerst in brede zin vragen welke negatieve ervaringen iemand heeft meegemaakt.”

Verstijven bij aanraking

Er zijn bovendien vaak genoeg aanleidingen voor een zorgverlener om erover te beginnen, zegt Roskes van Blauwe Maan. “Een patiënt die bij de huisarts de grootste moeite heeft zich uit te kleden, een patiënt die bij de psycholoog komt vanwege relatieproblemen, een patiënt die in de tandartsstoel verstijft bij iedere aanraking – dan kun je vragen: heeft u soms iets naars meegemaakt op gebied van intimiteit?”

Vervolgens is het heel belangrijk niet te oordelen. “Ik heb de schuld altijd bij mezelf gezocht”, zegt Bison. “Pas sinds kort weet ik dat daar een naam voor is: victim blaming. Blijkbaar was het makkelijker mezelf wijs te maken dat ik het zelf had veroorzaakt, dan dat ik in een situatie terecht was gekomen waarin iets gebeurde tegen mijn wil. Ik vond het ook erg moeilijk te zeggen dat ik verkracht en aangerand was. ‘Toch is dat wat er is gebeurd’, zei de hulpverlener bij Blauwe Maan tegen me. Mensen hebben dingen bij mij gedaan die ze niet hadden mogen doen.”

Ook hulpverleners maken zich onbewust soms schuldig aan victim blaming, weet Bicanic van het CSG. “Opmerkingen als ‘je had ook bij hem weg kunnen gaan’, of ‘waarom heb je niet tegengestribbeld’ zijn schadelijk. Die kunnen ertoe leiden dat iemand er jarenlang niet meer over begint.” Het andere uiterste is echter ook niet handig, zegt Bicanic. “De meeste mensen zijn niet gebaat bij al te veel ‘oh wat erg voor je’. Ze vinden het vaak ongemakkelijk al te veel als slachtoffer bejegend te worden.”

Na aantal maanden nog eens ernaar vragen

Het is zeker niet de bedoeling het onderwerp op te dringen, zegt Bicanic. “Misschien wil iemand er niet over praten, dat is ook goed. Het gaat erom dat hulpverleners laten merken dat de mogelijkheid er is. Op die manier ‘normaliseren’ ze het onderwerp en stralen ze uit dat ze het niet uit de weg gaan. Het kan ook geen kwaad er na een aantal maanden nog eens naar te vragen.”

Bison moet toegeven dat ze er twintig jaar geleden niet op was ingegaan als hulpverleners hadden gevraagd of ze ooit iets naars had meegemaakt op seksueel gebied. “Ik zou me te erg hebben geschaamd om erover te praten. Maar waarschijnlijk was aan m’n gezicht wel te lezen geweest wat de vraag met me deed. En misschien had het me eerder aan het denken gezet. Tegen hulpverleners zou ik willen zeggen: ga er maar vanuit dat het antwoord ‘ja’ is.”

Gepubliceerd in dagblad Trouw 28 januari, 2021