Verpleegkundige met stethoscoop.
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 30 april, 2011.
De verpleegkundig specialist begeeft zich in het grijze gebied tussen verpleegkundigen en artsen. Dit nieuwe beroep, dat sinds twee jaar bestaat, moet de zorg efficiënter en goedkoper maken. Bovendien brengt het beroep carrièreperspectief voor verpleegkundigen die zich inhoudelijk willen ontwikkelen. ‘Ik moet nu zélf nadenken.‘
Anita Vrij was verpleegkundige op de ‘geheugenpoli’ van ggz-instelling Parnassia in Den Haag. Iedere dag trokken er tientallen 60-plussers met geheugenproblemen aan haar voorbij. Vrij, die een hbo-opleiding verpleegkunde had gedaan, deed het echte ‘uitvoerderswerk’, zoals ze dat nu noemt. “Geheugentestjes afnemen, hartfilmpjes maken, bloeddruk meten.” Leuk werk, maar na drie jaar had ze het wel weer gezien. Ze ging op zoek naar iets anders.
Vier jaar later werkt Vrij nog steeds op de geheugenpoli, nog steeds als verpleegkundige. Toch is haar werk behoorlijk veranderd. Tegenwoordig onderwerpt Vrij haar patiënten dagelijks aan een uitgebreid lichamelijk en psychiatrisch onderzoek, ze voert gesprekken met partners van patiënten, ze stelt een behandelplan op dat ze met de geriater bespreekt, ze interpreteert de uitslagen van de onderzoeken en stelt onder supervisie van een dokter diagnoses.
Vrij is één van de eerste verpleegkundigen die zich ‘verpleegkundig specialist’ mag noemen. Sinds maart 2009 is dit een officieel erkend beroep in de zorg. Een verpleegkundig specialist moet minimaal twee jaar ervaring als hbo-verpleegkundige hebben, en een tweejarige masteropleiding hebben afgerond. Verpleegkundig specialisten staan met één been in de verpleegkunde, met het andere in de medische zorg. Ze hebben meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden dan ‘normale’ verpleegkundigen. Ze houden bijvoorbeeld zelfstandig spreekuren en voeren eigen onderzoeken uit. In februari van dit jaar bepaalde het ministerie dat ze ook medicijnen mogen voorschrijven.
Het nieuwe beroep werd in het leven geroepen omdat de zorg onbetaalbaar wordt. Dure artsen voeren taken uit die ook door deskundige verpleegkundigen kunnen worden gedaan. Een herindeling van taken zou de zorg goedkoper en efficiënter kunnen maken. Bovendien biedt de nieuwe functie carrièreperspectief voor verpleegkundigen. De overheid hoopt zelfs dat de functie kan voorkomen dat verpleegkundigen uit het vak stappen. “Het beroep van verpleegkundigen heeft ook onder verpleegkundigen zelf soms een negatief imago”, weet Erik van Muilekom. Hij was betrokken bij de advisering van de beroepsvereniging aan het ministerie over de bevoegdheden en invulling van het nieuwe beroep. Zelf is hij ook verpleegkundig specialist, in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam, en gespecialiseerd in prostaat- en blaaskanker. “Bij een baan in de verpleegkunde denken mensen doorgaans aan dag en nacht hard werken, en weinig diepgang. Je kon tot voor kort eigenlijk alleen hiërarchisch carrière maken, door bijvoorbeeld meer organisatietaken te doen of manager te worden. Nu kun je je ook inhoudelijk verder ontwikkelen.”
Dat is precies wat Anita Vrij zocht toen ze aan de masteropleiding tot verpleegkundig specialist begon. “In mijn vorige functie werd er eigenlijk voor mij gedacht, nu moet ik zelf nadenken. Geheugenverlies kan heel veel oorzaken hebben: lichamelijk, psychisch, emotioneel. Ik bekijk nu zelf welke onderzoeken nodig zijn om de oorzaak te achterhalen”, vertelt ze enthousiast. “Ik bespreek wel alles met de arts, en soms vraag ik of hij ook nog een onderzoekje doet. Sommige dingen weet ik gewoon niet, ik ben immers geen dokter. Als ik een ruis hoor op het hart, moet er ook even een arts naar luisteren. Daardoor leer ik steeds weer nieuwe dingen.”
Het ‘grijze gebied’ tussen verpleegkundigen en artsen, dat altijd al bestond, is nu een officieel beroep geworden, zegt Van Muilekom. Dat beroep wordt overal anders ingevuld. “Het hangt er vanaf waar behoefte aan is. Ik heb me heel erg verdiept in het deelgebied van prostaat- en blaaskanker, maar een verpleegkundig specialist in een huisartsenpraktijk houdt zich natuurlijk met iets heel anders bezig.”
Over het algemeen moeten verpleegkundig specialisten de zorg laagdrempeliger maken, ze vormen vaak een vast aanspreekpunt voor de patiënt in de wirwar van afdelingen en onderzoeken. “Even voor de duidelijkheid: die sociale functie hebben wij niet omdat we toevallig meer tijd hebben dan de artsen”, zegt Van Muilekom stellig. “Het gaat om de inhoud: je moet wel kennis hebben om de patiënt verder te kunnen helpen. Je moet op jouw vakgebied kunnen meepraten op het niveau van de medische specialisten.”
De verpleegkundig specialist is er niet alleen om taken van de arts over te nemen. “Wij zijn de voortrekkers van vernieuwing in het verpleegkundeberoep”, zegt Van Muilekom. “We kijken kritisch naar de manier waarop de zorg is georganiseerd. We gebruiken onze kennis en kunde dan ook om het verpleegkundevak te professionaliseren.” Zelf heeft hij er een behoorlijk aandeel in. Hij schreef handboeken voor verpleegkundigen over onder andere prostaatkanker, hij organiseert congressen en houdt lezingen in binnen- en buitenland. Er zijn ook al verpleegkundig specialisten die promotie-onderzoek doen, vertelt Van Muilekom glunderend. “Dat lijkt me het summum. In Nederland gebeurt het nog niet zo veel, maar in de Verenigde Staten is dat al heel normaal. Sommige mensen zeggen dat we met dat soort taken meer en meer een soort dokters worden. Maar dat is niet zo. Het uitgangspunt is de zorg voor patiënten, niet de ziektebeelden. We zijn nog steeds uitvoerend en praktisch.”
Toch was het in het begin wel moeilijk om haar plaats te vinden, vertelt Vrij. “Er waren best artsen die sceptisch waren. ‘Nu komt er zeker een verpleegkundige met stethoscoop mijn werk overnemen?’, dachten ze.” Vrij voorkwam domeinstrijd door nog voor het einde van haar opleiding een stuk te schrijven over hoe haar toekomstige functie eruit zou gaan zien. ‘Superzuster of minidokter’, noemde ze het stuk. Ze stuurde het naar alle artsen van haar afdeling. “Zo kon ik het onderwerp aankaarten. We hebben er samen over gepraat en duidelijke afspraken gemaakt. Daardoor zijn er nooit problemen geweest.” Na een jaar werd haar werk geëvalueerd: iedereen enthousiast. De artsen vonden het een efficiënte manier van werken en waren blij dat ze door de supervisie toch de controle behielden. Toen Vrij echter vertelde dat ze graag een collega verpleegkundig specialist zou hebben “Dat zet de functie steviger neer” reageerden de artsen terughoudend. “Ze vonden mij wel goed, maar ze keken nog steeds met argusogen naar deze functie.”
Vroeger had een arts het alleenrecht op zijn domein, zegt Van Muilekom. “Maar het klassieke beeld van de dokter met witte jas achter een groot bureau bij wie de patiënt even binnenloopt als ‘ie wat wil vragen, is voorbij. Sommige medici zullen dat vervelend vinden dat is dan maar zo. Van de andere kant zien veel artsen heel goed in dat we op deze manier veel meer werk gedaan krijgen. Het gaat er natuurlijk om op welke manier de patiënt de beste zorg krijgt. Daarom moeten we samenwerken in teams, met gelijkwaardige relaties.”